We waren heerlijk aan het zeilen, we gingen hard en schuin
tot we met een schok vastliepen aan de grond. De paar sprietjes riet, die net boven
het water uit staken, zag ik pas toen we al op de zandbank voeren. De staak,
die de ondiepte had moeten aangeven, lag afgebroken net onder water. Verscheidene
mensen boden hulp aan. Twee lieve oudere mensen in een klein speedbootje
trokken ons in eerste instantie nog verder de zandheuvel op. Er waren
uiteindelijk vier boten nodig om de onze los te trekken. Ik juichte als een
dolle toen de boot vrij kwam van de bodem. Nu denk ik aan de gezichten van onze
reddingsploeg. Ze straalden blijheid uit en een lichte zweem van trots en
verbinding. Ik lees hun uitdrukking als -dat hebben we toch maar mooi samen geflikt-.
Ik voelde mij totaal niet schuldig van hun hulp gebruik te hebben gemaakt. Hoe
anders is dat als ik geveld ben door migraine. Ook dan kom ik onverwachts tot
stilstand en red ik het niet zonder hulp. Alleen bestaat mijn rescue team grotendeels uit 1 persoon,
mijn man. Hij is degene die tussen zijn werkzaamheden door het gezin draaiende
probeert te houden en ook nog af en toe voor mij zorgt. De moed zinkt mij vaak
al in de schoenen als ik iets van hem vraag terwijl ik weet dat hij het er niet
bij kan hebben. Mijn man probeert alle ballen in de lucht te houden en voelt zich
dan alsnog te kort schieten in de zorg voor mij. Mij daar schuldig over voelen
lost niets op. Tijd voor uitbreiding van de hulptroepen dus. Dat betekent dat
we samen met familie, vrienden en de vrijwillige thuishulp een achterwacht plan
willen maken. Om dit van anderen te vragen vind ik erg lastig. Ik probeer het
beeld van onze helden op het water, op mijn netvlies te houden. Helpen maakt soms
ook blij.